Kunststof zeeffilters zijn voornamelijk ontworpen om vaste deeltjes, waaronder zand, slib en groter vuil, op te vangen en vast te houden. De filtratie-efficiëntie wordt bepaald door de maaswijdte van het scherm, doorgaans variërend van 50 tot 200 mesh. Wanneer water aanzienlijke hoeveelheden sediment bevat, vangt het zeeffilter deze deeltjes op op basis van hun grootte ten opzichte van de openingen in het gaas. Dit is met name effectief om te voorkomen dat grotere deeltjes in irrigatiesystemen terechtkomen, waar dergelijke materialen verstopping van sproeiers en emitters kunnen veroorzaken. In gebieden met waterbronnen die hoge concentraties fijn sediment bevatten (zoals klei of zeer kleine slibdeeltjes), kunnen plastic zeeffilters echter met beperkingen te maken krijgen. Fijne deeltjes die kleiner zijn dan de maasopeningen kunnen door het filter dringen, waardoor de systeemprestaties mogelijk worden beïnvloed. Bovendien neemt in gebieden met een continue sedimentbelasting de effectiviteit van het filter in de loop van de tijd af naarmate het scherm vuil ophoopt. Regelmatig reinigen of vervangen van het filter kan nodig zijn om de systeemefficiëntie te behouden.
Organisch materiaal in irrigatiewater, zoals rottend plantaardig materiaal, algen, bladeren en micro-organismen, kan extra uitdagingen met zich meebrengen voor plastic schermfilters. Terwijl groter organisch afval door het filter wordt opgevangen, kunnen kleinere organische deeltjes (zoals afgebroken plantaardig materiaal) het gaas verstoppen, waardoor de stroomsnelheid en de efficiëntie van het filter worden verminderd. Organische materialen die op het scherm vastzitten, kunnen ontbinden en mogelijk een biofilm vormen: een slijmerige laag die de filtratie-efficiëntie verder kan aantasten door de poriegrootte te verkleinen en verstopping te bevorderen. Dit afbraakproces roept ook zorgen op over het filteronderhoud, omdat de ophoping van organisch materiaal ervoor kan zorgen dat het filter gevoeliger wordt voor bacteriegroei en de ontwikkeling van onaangename geuren. In gevallen van overmatige organische vervuiling kunnen gebruikers een merkbare achteruitgang in de prestaties van het systeem waarnemen, omdat het filter overweldigd raakt door zowel organisch vuil als biofilmvorming. Deze problemen vereisen vaker onderhoud en, in sommige gevallen, de behoefte aan gespecialiseerde reinigingsmiddelen om de groei van biofilms te voorkomen.
Om de problemen die verband houden met frequente verstoppingen te verminderen, zijn veel moderne plastic zeeffilters uitgerust met zelfreinigende functies. Terugspoelmechanismen zijn bijvoorbeeld ontworpen om de waterstroom door het filter om te keren, waardoor opgehoopte deeltjes worden losgemaakt. Sommige systemen kunnen ook beschikken over een automatische spoeling of een “on-demand” reiniging, die in werking treedt wanneer het drukverschil over het filter een bepaalde drempel overschrijdt, wat wijst op een opeenhoping van vuil. Deze zelfreinigende mechanismen zijn vooral nuttig in omgevingen met een hoog sediment- of organisch gehalte, omdat ze helpen de prestaties van het filter gedurende langere perioden te behouden zonder dat handmatige tussenkomst nodig is. Het is echter belangrijk op te merken dat terugspoelsystemen een bepaalde hoeveelheid waterdruk en debiet vereisen om effectief te kunnen werken. In gevallen waarin de watertoevoer beperkt is of de sedimentbelasting uitzonderlijk hoog is, moeten deze zelfreinigende eigenschappen mogelijk worden aangevuld met handmatig onderhoud.
De maaswijdte van een plastic zeeffilter heeft rechtstreeks invloed op het vermogen om met verschillende waterkwaliteiten om te gaan. Een fijnere maaswijdte zal kleinere deeltjes opvangen, waaronder fijn slib en organisch materiaal, wat gunstig kan zijn in wateren met hogere verontreinigingsniveaus. De wisselwerking is echter dat een fijner gaas ook een grotere neiging heeft om sneller te verstoppen, vooral in wateren met hoge sedimentconcentraties. Gebruikers moeten de maaswijdte zorgvuldig selecteren op basis van de verwachte deeltjesgrootte in hun irrigatiewater. In agrarische omgevingen met veel klei of fijn stof kan bijvoorbeeld een fijner gaas nodig zijn om ervoor te zorgen dat zelfs de kleinste deeltjes worden uitgefilterd. Omgekeerd kan in wateren met groter, grover sediment een grotere maaswijdte voldoende zijn, waardoor het risico op verstopping wordt verminderd en langere intervallen tussen de reinigingen mogelijk zijn. Regelmatige monitoring van de prestaties van het filter en de neiging tot verstopping is essentieel om ervoor te zorgen dat de optimale maaswijdte wordt gebruikt.